Eenden kijken is gedurende het gehele jaar een prettige bezigheid en wordt extra aardig als er wat bijzonders te zien is. Dat kan gaan om zeldzame Europese vogels of om exoten uit andere werelddelen, waarbij men dikwijls niet weet of die ergens zijn ontsnapt of uit de koers zijn geraakt. Soms bouwt zich van dergelijke vogels een populatie op en kunnen mensen zich zorgen maken over de vraag of het gaat om ‘invasieve exoten’.
Het zien en willen zien van een zeldzame vogel lijkt een soort nationale sport te zijn geworden. Via internet met sites als Waarneming.nl of Dutch Bird Alerts blijft men op de hoogte. Dat resulteert dikwijls in hilarische aantallen twitchers op locatie.
Leuker is het om niet-genoemde of niet-meer-genoemde zeldzaamheden aan te treffen.
En natuurlijk, voor het bewijs, proberen we foto’s te maken. Zonder dat is een waarneming niet valideerbaar en heeft daarom voor ons geen waarde.
Gedurende 2022 hebben we een viertal mooie kansen gehad. Het begon met een rosse stekelstaart in het Nijkerkernauw. Door de felblauwe snavel viel het eendje direct op.
Een tweede verrassing was een aantal krooneenden nabij Harderwijk. Nummer drie betrof een kokardezaagbek in het Zouweboezem-gebied. Ten vierde werd een ijsduiker gespot, welke vogel aanvankelijk bij Waarneming.nl vermeld stond in regio Arkemheen, aldaar gezien en gefotografeerd was bij het sluisje waar ook pleziervaartuigen afgemeerd liggen, maar de laatste tijd niet meer werd vermeld. We troffen er later een in het Nijkerkernauw, tussen grote zaagbekken en brilduikers.
De rosse stekelstaart
De rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis) is een schitterende Noord-Amerikaanse eend.
Het mannetje heeft een opvallend felblauwe snavel met witzwarte kop en roodbruin lichaam en is een prachtige vogel om te zien rondzwemmen. In de winter behoudt hij het zwartwit koppatroon maar lijkt qua kleur meer op het vrouwtje. Het vrouwtje en de jonge eenden zijn rossig bruin met donkere kruin en donkergrijze snavel, in de lichte wangen loopt een horizontale bruine streep.
Uit gevangenschap ontsnapte eenden hebben zich in Europa gevestigd. In Nederland vanaf 1977 in zeer lage aantallen in Zuid-Holland en de randmeren. De populatie in de winter bedraagt zo rond de 100 dieren.
De broedpopulatie in het wild is zeer klein en wisselend met 15-30 paren rond 2015 en nu weer dalend. Het nest gemaakt op de grond of in het water in dichtbegroeide oevervegetatie kan 6-10 eieren bevatten. Na 25 dagen komen de kuikens uit en na 50-55 dagen kunnen ze vliegen. Als voedsel duikt de eend waterplanten en zaden op evenals waterinsecten.
Het dier wordt echter door de EU beschouwd als een invasieve exoot en mag niet gehouden en gefokt worden. Het probleem is dat in Zuid-Europa een witkop-(stekelstaart)-eend (Oxyura leucocephala) voorkomt, die fertiel kan kruisen met de rosse stekelstaart, waardoor de witkop uiteindelijk het loodje zou kunnen leggen.
De rosse stekelstaarten, die bij ons rondvliegen en zwemmen, zouden voornamelijk afkomstig kunnen zijn uit Engeland. In het verenigd Koninkrijk komen er veel in het wild voor en na de Brexit gelden daar andere regels.
Rosse stekelstaart. Tussen het riet door zijn de blauwe snavel en de opgestoken (stekel)staart goed zichtbaar.
De krooneend
De krooneend (Netta rufina) is een prachtige vogel ter grootte van de wilde eend. De vogel is afkomstig uit Azië en is in Zuid- en West-Europa deels als standvogel aanwezig. Soms kan de krooneend in de winter ook als trekvogel passeren.
In 1942 werd een eerste broedpaar aangetroffen in Nederland. De aantallen broedparen bleven laag tot er vanaf de 90er jaren een redelijke stijging tot stand kwam, welke vanaf 2010 weer stabiliseerde tot zo’n 420-480 broedparen.
De krooneenden hebben zich zo dus in geringe mate in Nederland als een exoot weten te vestigen en te handhaven. Ze leven vooral in ondiepe meren en plassen, o.a. de Vinkeveense Plassen. Van groot belang is daarbij de onderwatervegetatie, met name kranswieren vormen de voornaamste voedselbron, aangevuld met wat slakjes, insecten of kleine visjes. In beschermde Natura-2000 gebieden zoals de Veluwe-randmeren, de Gouwzee en het Markermeer komen de eenden in kleine of grotere groepen voor, met name in de winterperiode.
In de wet natuurbescherming wordt de krooneend als inheemse diersoort beschermd. Het bezitten of verhandelen is derhalve verboden. De in privébezit gehouden en gefokte dieren moeten verplicht een officieel aangemelde pootring hebben.
De kop van het mannetje is van oktober tot juni schitterend vosrood van kleur met iets opstaande veren. De borst en hals zijn zwart, de flanken en buik vuilwit. De snavel, ogen en poten zijn helderrood gekleurd. ‘s Zomers tijdens de rui verliest hij de opstaande rode veren op de kop en wordt deze bruin, terwijl de ogen en snavel rood blijven.
Het vrouwtje is grijsbruin. De bovenkant van de kop is donkerbruin met lichtgrijze bruinige wangen en bruine ogen. De snavel en poten zijn donkergrijs, op de punt van de snavel is een roodroze vlek aanwezig.
In de vlucht zijn op de bovenkant van de vleugels duidelijk brede witte strepen zichtbaar.
Er zijn geen ondersoorten bekend, wel bestaat een blonde mutant met geel bruinige tint van de kop van het mannetje.
Ze nestelen op de grond langs de plassen met veel oevervegetatie in dicht riet en kreupelhout. Soms vlakbij elkaar in de buurt, waarbij sommige vrouwtjes de eieren in nesten van soortgenoten leggen. Per nest vindt men 8-10 eieren. Na circa 27 dagen broeden komen de kuikentjes uit. Deze zijn lichtbruin, met gele wangen en borst, en hebben een donker snaveltje.
Mannetje krooneend.
De kokarde zaagbek
De kokardezaagbek (Lophodytes cucullatus) is een fraai getekend eendje met het formaat van onze kleine zaagbek, het nonnetje, en is afkomstig uit Noord-Amerika. Er zijn echter geen gegevens over kruisingen van beide kleine zaagbek-soorten en onze fraaie exoot wordt dan ook niet vervolgd.
De veertjes van de zwartwit getekende kop kunnen worden opgezet, waardoor een bolle kuif ontstaat. Bij de vrouwtjes gebeurt dat ook, maar de kleur ervan is bruin.
Voor voedsel duikt de kuifzaagbek, zoals hij in het verleden wel werd genoemd, onder water naar vissen en kreeften.
Het eendje broedt in boomholen en zal zich waarschijnlijk daarom niet zo snel bij ons kunnen voortplanten als de stekelstaart.
Onze kokarde was alleen. Er waren geen soortgenoten te bekennen, terwijl hij driftig heen en weer zwom en probeerde aanwezige kuifeendjes (vrouwtjes) te imponeren. Het was niet te achterhalen of de kokarde van verre was komen aanvliegen, of een losgebroken oorspronkelijk in gevangenschap gehouden dier betrof.
Kokarde zaagbek mannetje met daarachter rechts een vrouwtje kuifeend. De zaagbek is van iets kleiner formaat dan het kuifeendje. Let op het verschil in snavelvorm: bij de zaagbek smal en de kuifeend duidelijk breder.
De ijsduiker
De ijsduiker (Gavia immer, in Canada common loon genoemd) werd tussen redelijk ver weg zwemmende grote zaagbekken en brilduikers als een soort grote fuut gespot. Hij was iets kleiner dan een aalscholver en had een opvallend verenkleed met op de rug een soort dambordpatroon. Het was niet zeker of het om hetzelfde exemplaar ging, dat bij Waarneming.nl vermeld was en eerder door een van ons werd gefotografeerd (bijgaande foto), of om een ander exemplaar.
Bij turen door de verrekijker was het zeker dat het bij de vogel tussen de zaagbekken en brilduikers om een zeeduiker ging. En daarvan bestaan diverse soorten. Op basis van het kleurenpatroon werd gedacht aan een ijsduiker en, omdat de snavel in de zon bleek was en ook het oog niet telkens donker van kleur leek, werd ook rekening gehouden met een geelsnavelduiker (Gavia adamsii). Deze heeft echter een meer naar boven gebogen ondersnavel en is iets groter, terwijl de ijsduiker een niet doorlopend wit dwarsbandje halverwege de hals heeft, wat hier duidelijk aanwezig was. Bovendien was op het voorhoofd een markant bultje aanwezig.
In winterkleed of als onvolwassen vogel is het verschil met andere duikers moeilijk te maken.
In de zomer en baltstijd zijn de kleuren van de ijsduiker meer expressief met een zwarte kop en een witzwart gestreepte nek met halsband halverwege, de rug is zwart met witte dambordachtige vlekken. De vogel is dan beduidend fraaier en gemakkelijker te determineren.
Bij opvliegen lijkt de duiker geen staart te hebben omdat de poten, die anatomisch tamelijk ver naar caudaal (richting de staart, red.) gelokaliseerd zijn, voorbij het staartje naar achteren gehouden worden.
De ijsduiker broedt binnen Europa alleen in IJsland en kan als zeldzame dwaalgast in de winter naar Nederland komen. Langs de kust bij IJmuiden of de Brouwersdam, soms in de randmeren of de plassen van de Maas wordt hij gezien. In helder water wordt gedoken naar vis en kreeftachtigen, daarbij kan de ijsduiker minutenlang onder water blijven en tot redelijke diepte duiken.
De ijsduiker. Markante bult op het voorhoofd, geen opgebogen ondersnavel en kort wit dwarsbandje in de nek.
Tekst en foto’s: Anton Ultee, Ingrid Visser en Erik Gruys
Met dank aan Emile Sanders en Han van der Kolk voor hulp bij het determineren van de tweede duiker.