Terug naar Kennisbank

De vos

Als het over roofdieren gaat, krijgt tegenwoordig vooral de wolf veel aandacht in de pers.
Dit is te verklaren doordat het dier in ons land een nieuwkomer is en grotere prooien doodt.
Naast de wolf blijkt ook de goudjakhals, een andere nieuwkomer, ons land af en toe te bezoeken. In dit artikel gaat het juist om de vos. Dit dier is een oude bekende, een kleine rover, die we kennen uit onze jeugd met verhalen over zijn streken en van de vossenbontjes die oudere dames in de winter wel om hadden.

Vos tussen duindoornstruiken in de duinen bij Kijkduin gefotografeerd vanaf een fietspad. Het dier houdt de ogen half-gesloten en toont verticale pupillen.

Vanwege mogelijke schade wordt soms een beroep gedaan op jagers om het vossenbestand te decimeren. Desondanks neemt in ons land het aantal vossen toe, ook in de grote steden. De kans om een vos te spotten is dan ook groter geworden en telkens weer een bijzonder fijne ervaring. Het is een uitzonderlijk mooi dier met een geheimzinnige uitstraling, omdat het je met half-dichtgeknepen ogen lijkt aan te kijken, terwijl de pupillen tot een verticale zwarte spleet vernauwd zijn.

Vossen kan men vooral goed zien in meer open terreinen, zoals in de duinen, de Oostvaardersplassen en Brabantse heidegebieden. Ze zijn minder schuw voor mensen, omdat ze daar vaker geconfronteerd worden met bezoekers, wat de kans om de dieren onder natuurlijke omstandigheden waar te nemen groter maakt. Het vaakst ziet men een volwassen dier, soms twee, en een enkele maal kan men jonge vosjes uit een hol zien komen.

Vos in Amsterdamse waterleidingduinen. De zwarte aftekening aan de achterzijde van de oren en de zwarte kleur aan de voorzijde van de linker voorpoot, evenals een witte bef zijn zichtbaar.

Herkenning
Op Wikipedia (bron 1, zie onderaan) is een mooi overzicht over dit dier te vinden, waaruit we hier een aantal gegevens ontlenen.
De vos (Vulpes vulpes), ook wel gewone of rode vos genoemd, is een hondachtige met meestal een roodbruine kleur. Bovendien kan men helderrode, meer zilverkleurige of bijna zwarte exemplaren aantreffen. Ook albino’s komen voor. Het dier kent een zomer- en wintervacht, die net als bij andere roodbruine dieren zoals reeën en eekhoorns van kleur verschillen en waarvan de wintervorm meer grijstinten bevat.

De oren zijn aan de achterzijde zwart, evenals de ‘sokken’, de onderbenen. Sommige dieren hebben een witte staartpunt, andere een zwarte; veel vossen hebben in ieder geval enkele witte haren rond het puntje van de staart. De bovenlip is wit, evenals de bef. Op de wangen zit bij veel vossen een zwarte of bruine ’traandruppel’. Sommige dieren hebben een staalgrijze keel en buik, met een witte ster op de borst.

De vos heeft een slanke snuit en puntige rechtopstaande oren. De staart is lang, dik en ruig. Hij zou een schouderhoogte van 35 tot 40 centimeter hebben en hoog op de poten staan. Men meldt een kop-romplengte van 50 tot 80 centimeter met een staart van 32 tot 48 centimeter. Hij kan zes tot tien, soms vijftien kilogram wegen. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Bekend is dat in warmere perioden op aarde de vos kleiner werd (op basis van afmetingen van fossiele resten).

In de duinen (Kijkduin) kan men op klaarlichte dag regelmatig een vosje zien lopen.

Voedsel en activiteit
Over vossen wordt gemeld dat ze alleen jagen, meestal ’s nachts en in de schemering, maar in onverstoorde gebieden jaagt het dier liever overdag. Als men in een dunbevolkt land als Roemenië rondrijdt, kan men dat in de velden die men passeert duidelijk waarnemen. Maar ook al in ons land blijkt dat, als men zich begeeft naar duingebieden of de Oostvaardersplassen.

Het dier kan hard rennen, men geeft aan tot zelfs zestig kilometer per uur, alhoewel zes tot dertien kilometer per uur de normale snelheid is.

De vos eet bijna alles. Zijn prooien zijn meestal kleine en middelgrote prooidieren, zoals grote kevers en muizen. Maar ook andere knaagdieren, konijnen, hazen, vogels en hun eieren, regenwormen en egels staan op het menu. Vruchten en bessen (vooral bramen en frambozen) worden eveneens graag gegeten, naast resten van dode dieren en afval. De vos is dus een omnivoor, maar ook een opportunist. In de Oostvaardersplassen zou hij bijvoorbeeld in de winter van gestorven dieren en in het voorjaar vooral van placenta’s en ganzenkuikens leven. De vos is geen liefhebber van kikkers en padden en lijkt mollen en spitsmuizen eveneens niet lekker te vinden.

Dagelijks moet een vos ongeveer vijfhonderd gram aan voedsel binnenkrijgen. Een vos doodt soms, net als een wolf dat doet met schapen, meer dan hij nodig heeft. Vooral op plaatsen waar veel prooidieren bij elkaar zitten en niet kunnen ontsnappen, kan hij een ware slachtpartij aanrichten, bijvoorbeeld in kippenhokken of kolonies van grondbroedende vogels zoals meeuwen. In de Amsterdamse Waterleidingduinen hebben we kunnen waarnemen hoe twee vossen met buitgemaakte visjes als katten aan het spelen waren. Bovendien werden deze visjes aan de waterkant op een hoopje gelegd, alwaar deze al opspringend trachtten te ontkomen. De volgende dag teruggekomen bleek een van de twee vossen nog aanwezig te zijn, maar het hoopje visjes niet meer.

Voedselresten worden begraven en later weer opgezocht, maar de vos legt geen voedselvoorraden aan. Een vos is naar gemeld wel zeer succesvol in het terugvinden van begraven voedsel. Mogelijk is dat gerelateerd aan het aanbrengen van een urine-geurmerk door het betreffende dier (bron 2).

De vos is een opportunist. In de Amsterdamse waterleidingduinen worden ook zoetwatervisjes gevangen. Uit de bek van deze vos steekt een gevangen visje en hangt een sliert algen.

Sociaal gedrag
De vos leeft meestal in een groep van zo’n zes dieren. Een dominante rekel (mannetjesvos) en een dominante moervos (vrouwtjesvos) worden begeleid door verschillende andere moervossen, waarschijnlijk uit vorige worpen. Meestal zijn alle vrouwtjes in een groep aan elkaar verwant. Rekels worden, zodra ze volwassen zijn, uit de groep verjaagd. De ondergeschikte moervossen zijn meestal helpers, die een bijdrage leveren aan de (op)voeding van de jongen. Soms planten verschillende moervossen zich in een groep voort. De worpen voegen zich dan vaak samen tot één groep welpen, die bij alle moervossen mogen drinken.

Honden herkennen elkaar onder andere via geurklieren verbonden met de anaalzakjes. De vos heeft aan beide kanten van de staart geurklieren. Eén paar zit onder de staart vlak boven de anus net als bij de geit, een ander boven op de staart ongeveer tien cm na de staartbasis. Deze plaats is te herkennen aan donkerverkleuring van de haaruiteinden ter plaatse. De afscheiding van die laatste klier zou naar viooltjes ruiken en wordt daarom de viool(tjes)klier genoemd. Een anale geurklier is aangelegd in de vorm van klieren rond links-rechts gepaard-aangelegde anaalzakjes, overeenkomstig de anatomie bij de hond. Tenslotte wordt vossengeur verspreid via klieren op de snuit en rond de bek en tussen de voetzooltjes. Een interessant artikel over deze geurklieren, waarbij ook wordt ingegaan op direct of indirect (bacteriële omzetting) geproduceerde chemische stoffen, is op internet te vinden (bron 3).

Het territorium van een vos zou tot twaalf km² bedragen, afhankelijk van voedselaanbod, veilige nestplaatsen en dergelijke. Het wordt afgebakend met geursporen, naar men zegt voornamelijk urine en uitwerpselen, die worden geplaatst op duidelijk zichtbare en ruikbare plaatsen, maar vooral op vaak gebruikte en iets hoger gelegen punten. In het algemeen zouden alleen de dominante moervossen het territorium afbakenen met urine. Een van de componenten van de vossengeur daarin zou chemisch geïdentificeerd zijn als 3-methyl-2-buteen-1-thiol.

De vos kan ten minste 28 verschillende geluiden voortbrengen en kent ook een groot aantal houdingen die toegepast worden voor communicatie. Onderdanige vossen houden bijvoorbeeld de oren naar achteren, de mond lichtelijk open met opgetrokken lippen en kwispelen met gebogen staart. Agressieve vossen plaatsen de oren zijdelings en houden de bek wagenwijd open.

Van achteren gezien is een opvallende donkere plek bovenop de staart van de vos zichtbaar. Dit is waar de viooltjesklier uitmondt. (Het vissende dier in de Amsterdamse waterleidingduinen.)

Hol
Vossen leven in een hol. Het hol is zelf gegraven of overgenomen van een konijn of een das. Het komt voor dat vossen zelfs hun hol delen met konijnen en dassen. De doorsnee van de pijp (gang naar het hol) is ongeveer twintig cm. Een zelf gegraven hol bevindt zich meestal in een zandbank, onder een omgevallen boom, tussen boomwortels of onder rotsen en heeft vaak twee tot vier ingangen. Een groot hol, met meer ingangen, wordt een burcht genoemd. Meestal gebruiken alleen drachtige vrouwtjes het hol. Buiten het voortplantingsseizoen verblijft de vos overdag meestal op beschutte plaatsen.

Voortplanting
Vossen zijn vaak monogaam. De paartijd vindt plaats in de winter, waarbij de vrouwtjes slechts gedurende een paar dagen vruchtbaar zijn. De paring verloopt identiek aan die bij de hond. De jongen worden na een draagtijd van 51 tot 56 dagen in de lente (tussen maart en mei) geboren. Het hol wordt soms gedeeld door meer drachtige vrouwtjes.
Enkele weken na de geboorte verhuist de moeder haar jongen vaak naar een ander, groter hol. Het mannetje verblijft niet bij het vrouwtje en de jongen in het hol, maar brengt wel voedsel aan voor haar en de jongen (bron). De vader en de helpers brengen dus de eerste dagen voedsel voor de moeder. Nadat de jongen gespeend zijn, gaat dit naar de jongen en helpt ook de moeder mee.

Deze en voorgaande foto’s: Erik Gruys.

Een worp telt meestal vier tot zes welpen. Worpen van vijf tot acht jongen komen ook voor, bij uitzondering zelfs tien. Dit aantal is afhankelijk van het voedselaanbod. In gebieden met veel vossen zijn de worpen kleiner. Bij de geboorte zijn de jongen blind en doof en wegen ongeveer honderd gram. Ze hebben bij de geboorte een donkere vacht, stompe snuitjes en kleine oren. De eerste twee tot drie weken zijn de jongen volledig afhankelijk van hun moeder.

Na elf tot veertien dagen gaan de ogen open. De eerste maand zijn de ogen blauw van kleur, maar later worden ze bruin. Als de welpen vier weken oud zijn, groeien de neus en oren snel uit, en komt er een rossige glans over de vacht. Ze eten rond deze tijd hun eerste vaste voedsel. Na zes weken worden de welpen gespeend en na zeven tot acht weken hebben ze het volledige melkgebit.

Na zes maanden zijn jonge vossen op het oog niet meer te onderscheiden van volwassen dieren. Tegen de herfst zijn de jongen volwassen en gaan ze een eigen territorium zoeken. Na tien maanden zijn ze geslachtsrijp. Natuurpunt.be (bron 4) vermeldt dat 80% van de vossen in het eerste levensjaar sterft, vooral door jacht, verkeer en stroperij. In het wild zouden vossen maximaal twaalf jaar oud worden.

Bronnen:

  1. Wikipedia
  2. Stringfixer
  3. Wildlife online
  4. Natuurpunt.be

Kenmerken

Datum 2022 / 03
Publicatie Artikel
Thema Geen

Dit is een kennisbank artikel van KNNV | Afdeling Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn.

Bezoek de site