Tekst en foto’s: Jan Katsman
Tijdens het tellen van libellen in het veld of op een vaste route vraag ik me af en toe af of ik dat beestje misschien net ook al geteld heb en daarmee dus een dubbeltelling invoer. Nee, zeg ik dan tegen mezelf, dat is niet erg, want je hebt er waarschijnlijk meer gemist dan je er gezien hebt. Toch bevredigt dat niet helemaal, maar je kunt er ook niet veel aan veranderen. Bovendien is het zo dat je, als je een libel op de grens van twee trajecten waarneemt terwijl hij van het ene traject naar het andere vliegt, hem zelfs twee keer moet invoeren.
Deze herfst kwam ik er achter dat je niet bang hoeft te zijn dat je te veel exemplaren doorgeeft. In een opmerking op het forum van waarneming.nl kwam ik een artikel tegen van Niek Haak uit Middelburg over glazenmakers, met name de zuidelijke glazenmaker en de paardenbijter, waarin hij beschreef hoe je glazenmakers individueel kunt herkennen. Dat triggerde mij en vanaf dat moment heb ik alle paardenbijters die ik tegenkwam en die op een bruikbare manier gingen zitten op de foto gezet. Bruikbaar wil zeggen: zodanig dat de celstructuur in de vleugels goed te zien was en de cellen te tellen waren. Dat viel door lichtval en scheef zitten nog niet altijd mee, maar meestal lukte het goed.
Op foto 1 heb ik de vleugelvelden die ik voor de individuele herkenning gebruikt heb voor de duidelijkheid ingekleurd.
Foto 2 toont een mannetje met de vleugeldetails ernaast. De andere detailfoto’s geven een indruk van de variatie in het aantal cellen per veld.
Van 22 september tot 27 oktober heb ik in het Leersumse Veld 117 paardenbijters gefotografeerd. Ik haal er een paar opvallende gegevens uit.
Allereerst heb ik van alle gefotografeerde paardenbijters er maar drie ook nog op een andere dag teruggezien. Eén mannetje was op 6, 11 en 19 oktober aanwezig. Een ander mannetje op 11 en 18 oktober en weer een andere op 11 en 19 oktober. Je weet dan natuurlijk nog steeds niet of hij al die tijd aanwezig was of dat hij tussendoor is weggeweest. Verrassend vond ik dat ik van de 27 mannetjes die ik op 11 oktober op de foto zette er later maar twee terugzag. Nog verrassender was dat ik van de 15 individuen die ik op 18 oktober fotografeerde er niet één terugzag op 19 oktober, terwijl ik er toen 35 !! fotografeerde. Blijft natuurlijk de vraag wat er aan de hand is: waren ze er wel maar lieten ze zich op die tijd even niet zien of waren ze echt vertrokken.
Voor alle waarnemingsdagen geldt dat ik er veel minder gezien meende te hebben: ik heb er bijvoorbeeld op 19 oktober acht ingevoerd op waarneming.nl voordat ik de foto’s had geanalyseerd.
Na 19 oktober liepen de aantallen snel terug en zag ik er nog maar twee of drie per dag. Mijn laatste paardenbijter dit jaar was een ei-afzettend vrouwtje op 1 november.
Paardenbijters kun je vaak in groepen zien jagen. Ze zijn niet territoriaal. Niek Haak heeft van duizenden waarnemingen de foto’s geanalyseerd en komt tot de conclusie dat paardenbijters niet lang op dezelfde plaats blijven. Ik liep steeds ongeveer twee tot drie uur op hetzelfde traject van ongeveer 200 meter heen en weer en zelfs dan fotografeerde ik in die korte tijd maar zelden hetzelfde beest twee of meer keer. De Engelse naam heeft hij natuurlijk niet voor niets gekregen: migrant hawker.