In 2019 heeft de vogelwerkgroep van de KNNV Zeist het landgoed Leeuwenburg opnieuw geïnventariseerd op broedvogels. Het adres is Langbroekerdijk 39 te Driebergen.
Het bos ligt tussen de Langbroekerdijk en de Gooyerdijk bij Doorn. Het landhuis ligt aan de Langbroekerdijk. De directe omgeving van het landhuis is niet toegankelijk. Het bos bedraagt ongeveer 35 ha. De inventarisatie is gedaan vanaf de opengestelde wandelpaden.
Het gebied is 7 keer bezocht: op 12 en 24 maart, 13 april, 11 en 27 mei en 11 en 23 juni, ’s ochtends van 7.00 tot 9.00 uur. Het aantal deelnemers aan de excursies varieerde van 1 tot 4.
We hebben alle zingende vogels op kaarten ingetekend. Als een vogel op een bepaalde plaats zong en zich daarna verplaatste is dat aangegeven via een stippellijntje. Het is dus duidelijk welke waarnemingen op dezelfde datum van verschillende vogels zijn.
Territoria zijn bepaald door voor elke soort een kaart te maken met waarnemingen van die soort. Een waarneming van een tjiftjaf op de eerste datum wordt een 1 op de kaart voor de tjiftjaf, op de tweede datum een 2 enzovoort.
Daarna zijn voor elke soortkaart de waarnemingen in groepjes verdeeld. Elk groepje bevat een aantal waarnemingen die op ongeveer dezelfde plaats zijn gedaan. Per groepje mag elke datum maar eenmaal voorkomen. Een uitzondering vormen de spechten waar zowel mannetjes als vrouwtjes roffelen.
Voor de meeste soorten volstaat bij 7 bezoeken een enkele warneming voor het constateren van een broedgeval. Maar bij trekvogels leidt een enkele waarneming aan het begin van het seizoen niet tot een broedgeval ([1], website SOVON).
Hierna worden de vastgestelde soorten broedvogels besproken .
De algemeenste soorten (met meer dan 10 territoria) waren vink (26), zwartkop (21), koolmees (19), roodborst (18), boomklever (17), tjiftjaf (14) en winterkoning (14).
Opvallend waren de mandarijneenden die rondvlogen door het bos, maximaal 4 paar. Er is een mannetje gezien dat op wacht zat in een boom. Jongen zijn er niet gezien.
Vrij algemeen waren pimpelmees (8), boomkruiper (6), spreeuw (4), holenduif (4), zanglijster (3), grauwe vliegenvanger (3), merel (3), boompieper (2), tuinfluiter (2), bonte vliegenvanger (2) en glanskop (2).
Het aantal van 4 paar spreeuwen is een onderschatting. Meestal zaten een paar spreeuwen bij elkaar te zingen en er is geen poging gedaan om nestholtes te tellen.
Omdat bij de grote bonte specht zowel mannetje als vrouwtje roffelen is het aantal paren moeilijk vast te stellen. Groepering van roffelende vogels leidt tot 5 a 10 paren.
Houtduiven zijn niet apart geïnventariseerd. Dit moet gebeuren in juli en augustus.
De middelste bonte specht is maar eenmaal waargenomen. Maar volgens [1] en de website van SOVON is dit voldoende indicatie voor een broedgeval.
Verder is maar één broedpaar vastgesteld voor nijlgans, kleine bonte specht, zwarte specht, heggenmus, fitis, grote lijster en appelvink.
Havik en buizerd zijn wel waargenomen, maar er is niet naar nesten gezocht, dus een broedgeval is niet zeker. Ook de zwarte specht is eenmaal gehoord, maar dat is niet voldoende indicatie voor een broedgeval.
En dan zijn er nog de soorten die wel zijn waargenomen, maar te weinig of te vroeg in het jaar om een territorium te kunnen vaststellen: groenling, goudvink, goudhaantje, ijsvogel.
Met dank aan Nico Broek, Geert Kuitenbrouwer en Liesbeth de Jong voor hun aanwezigheid en aan Nico voor het uitwerken.
[1] M.F.H.Hustings et al.: Natuurbeheer in Nederland deel 3: Vogelinventarisatie. Pudoc Wageningen 1989.