Boom/Struik van de week: Pinus

De den

Het woord den is zeer oud en werd geschreven als dan, danne, dannia, tanna. Het kan een proto-Germaans woord zijn en betekent dan bos, woud. Wellicht is het nog ouder en een substraatwoord en dan is de oerbetekenis ontoegankelijk.

Een substraatwoord is een woord dat ouder, inheemser is dan het Germaans. Van de hunebedbouwers, klokbekervolk, trechterbekervolk?

Of de grove den als enige den inheems genoemd mag worden, is een strijdvraag onder paleobiologen. Het gaat dan om de vraag of de grove den na de laatste ijstijd is teruggekomen. In ieder geval niet in grote aantallen.

De Latijnse naam van de grove den is Pinus sylvestris. Sylvestris betekent bos en pinus is het Latijnse woord voor den. Het woord pinus gaat ver terug tot een voor-Indo-Europese herkomst en lijkt dan een algemeen woord voor naaldboom.

Ons woord pijnboom voor den komt rechtstreeks van pinus of indirect via het Franse pin.

De toevoeging “grove” heb ik nergens verklaard gezien, maar het ligt voor de hand er een pendant in te zien voor ‘fijn’ in fijnspar.

Berekend is dat eenderde van het Nederlandse bosareaal uit grove den bestaat. Die dennen stammen bijna allemaal af van ingevoerde dennen. Het oorspronkelijke oerbos in Nederland na de laatste ijstijd 10.000 jaar geleden, was het loofhoutbos van de gematigde streken. De grove den wil het eigenlijk wat koeler hebben.

Er bestaan in Europa tal van rassen van de grove den: de zogenaamde Rigadennen zijn lang en slank en 40 meter hoog. In Frankrijk blijft de grove den kort en krom.

Wie de heide in betrekkelijk korte tijd door vliegdennen ziet overwoekerd, kan zich nauwelijks voorstellen dat men vroeger enorme mislukkingen heeft gekend door verkeerd zaad van de grove den. De verschillende rassen van de den herbergen wel degelijk aangepaste genenpakketten.

Zoals bekend wordt de grove den in Brabant ook mastboom genoemd. Het Mastbos ontleent daar mogelijk zijn naam aan. Voor het woord mast voor den dienen zich twee verklaringen aan: in de betekenis paal, een oude ontlening uit een niet-Indo-Europese taal en dan verwant aan Latijn mas: man, maar oorspronkelijk penis. Denk aan macho en masturberen.

Een tweede verklaring is, zij het minder waarschijnlijk, via mastiek dat hars betekent. De grove den leverde hars voor allerlei doeleinden: dichten van schepen en biervaten, terpentijnolie.

In het Mastbos in Breda staan ook percelen zwarte den aangeplant. Deze missen de oranje gloed van de stam vlak onder de kruin, en wat ze nog meer missen is persoonlijkheid.

Kijk maar eens goed naar grove dennen: ze verschillen alle in postuur.

Tekst en foto’s: Aad van Diemen