Rimpelroos en duinroos
In 2011 is een verslag uitgebracht van een onderzoek naar alle wilde rozen van Nederland. Men telde er 26, daarvan zijn 17 soorten inheems. Twaalf zijn zeldzaam tot zeer zeldzaam. Voor deze groep van twaalf wordt dan ook voorgesteld ze op de rode lijst te zetten.
De rimpelroos (Rosa rugosa) is zeker niet zeldzaam; na de hondsroos (Rosa canina) is de rimpelroos de meest voorkomende soort in Nederland. Het zal u daarom wellicht verbazen dat deze roos een zgn. neofiet is. Dat wil zeggen een soort die hier na 1500 (Columbus ontdekt Amerika in 1492) is ingevoerd. De oorsprong van de rimpelroos ligt langs de zandige kusten van Japan, Korea, Oost-Siberië. In 1860 is hij in Nederland ingevoerd en vaak als zandbinder in de duinen aangeplant. De soort kan zout verdragen en doet het heel goed in onze pekelige middenbermen. Hij kan dichte struwelen vormen en blijft laag. De bladen zijn 7-9-tallig, tamelijk groot en verkleuren opvallend geel in de herfst. De takken zijn zeer dicht bestekeld met grote en kleine stekels. De bladen zijn sterk gerimpeld. Boven kaal en donkergroen, onderzijde blauwgroen en dichtbehaard. De bloemen zijn roze, rood, purper of wit; tamelijk groot en geurend. De bottel is wel 2,5 cm in dwarsdoorsnee en afgeplat. Er is geen andere roos met zo een vorm van de bottel. Omdat de bottel zo groot is, leent hij zich goed voor het maken van rozenbotteljam. Dan nog is het een heel gedoe om de pitten eruit te halen, spreek ik uit ondervinding. Die pitten moet u niet in de kliko gooien maar aan de vogels geven. Groenlingen, sijzen, en vinken zijn gek op de zaden. Lijsterachtigen prefereren het vruchtvlees. Het is ook niet voor niets dat er in de winter zoveel vogels in de duinen zitten.
De duinroos (Rosa spinosissima) is de kleinste roos in Nederland. Hij wordt niet hoger dan een meter en blijft vaak lager. Hij kan dan ook een dwergstruik worden genoemd. De takken zijn heel dicht bestekeld en donkerbruin tot roodachtig gekleurd. De bladen zijn 7-11-tallig en zijn opvallend veel kleiner dan die van andere rozen. De duinroos vormt haarden of kolonies via een wijd vertakt stelsel van wortelstokken. De bottels zijn paars tot zwart en daaraan is de rimpelroos altijd te herkennen, want hij is de enige met die kleur van de bottels. De bloemen zijn wit met een geel vlekje aan de basis. Dat wit is wel een heel bijzonder warm wit en contrasteert prachtig met het matte blad en de gekleurde stengels. Zelf vind ik het een van de mooiste kleuren die bloemen kunnen hebben.
Het oorspronkelijke groeigebied van de duinroos zijn de duinen, maar tegenwoordig komt hij in het hele land voor. Ook in de stad en in het Markdal kun je hem vinden. De bodem moet wel wat kalk bevatten. De wetenschappelijke soortaanduiding ‘spinosissima’ betekent ‘met veel stekels’. Deze naam is de nieuwe naam. De oude soortaanduiding ‘pimpinellifolia’ kom je nog veel tegen. Dit betekent ‘als het blad van bevernel’ en dat klopt.
Tekst en foto’s: Aad van Diemen