De wilgen 1
De boom die het meest bij Nederland past is de wilg. Eigenlijk moet ik zeggen: de wilgen, want er zijn een heleboel soorten met elk een eigen verhaal. Het geslacht wilg vormt zonder twijfel het meest complexe inheemse bomengeslacht in Nederland. Dat komt omdat er:
A: veel inheemse soorten zijn;
B: er een groot aantal kruisingen bestaat tussen die soorten;
C: er heel veel cultivars zijn;
D: die ook weer kruisen met ‘gewone’ wilde vormen;
E: de laatste jaren ook exoten verwilderen, bv. de kronkelwilg, en kruisen met inheemse soorten.
Veel gevorderde botanisten wagen zich niet eens aan het toekennen van een naam aan een wilg.
Anderen zijn daarin meer ontspannen en accepteren dat elke naam voor een wilg in het wild, feitelijk betekent: het meest in de buurt van een bepaalde soort. Een makkelijke verdeling van wilgen in twee groepen is die in smalbladige wilgen en breedbladige wilgen. In deze column bespreek ik eerst een paar smalbladige wilgen.
De meeste mensen in Breda zullen bij een wilg denken aan een treurwilg. Laat dat nu net een wilg zijn met een exotische achtergrond.
De gele treurwilg wordt het meest aangeplant en is een kruising van de groene treurwilg uit China en een variant van de schietwilg met gele twijgen: de goudwilg. Treurwilgen kom je eigenlijk niet verwilderd tegen. Ik zie alleen maar vrouwelijke bomen en daarin zie ik nooit vruchtpluis. De treurwilg is dus waarschijnlijk een onvruchtbare bastaard en wordt alleen via stekken vermeerderd. Dat gaat heel makkelijk: je hoeft alleen maar een stok in de grond te stoppen. Op de foto, genomen in park Wolfslaar, is te zien hoe een omgevallen treurwilg tienvoudig vrolijk een nieuw leven begint.
Treurwilgproductie
Een echte stadsboom, maar ook een boom van het Markdal is de schietwilg. Het is een wilg die behoorlijk hoog kan worden, tot 25 meter. Dit is de boom met de mooie grijze bladen. Zowel onderaan als bovenaan het blad zitten haren die de zilvergrijze kleur geven. Deze wilg wordt het meest als knotwilg gebruikt. Vooral vroeger van economisch belang. De wilgentenen werden voor allerlei vlechtwerk gebruikt: manden, matten voor dijkbescherming, korven. Zowel de Nederlandse naam ´wilg´ als de wetenschappelijke naam ´salix´ hangen samen met het woord ´helix´, dat ´buiging´ betekent, en dus verwijst naar het gebruik van wilgentenen voor vlechtwerk. Vroeger natuurlijk ook als ´wapening´ van wanden van huizen waartegen leem werd gesmeerd.
Knotwilg
Het hout is voor klompen van betere kwaliteit dan populierenhout. Verder wordt het ook nu nog gebruikt voor triplex, speelgoed en kisten. Een probleem is dat de kwaliteit van het hout zeer afhankelijk is van de groeiplaats. Er bestaat een zeer grote diversiteit aan cultivars. Van oudsher had dat vooral te maken met het economisch gebruik van de boom. Aparte cultivars voor stelen, voor fijn vlechtwerk, voor klompen, enz. Verder bestaat er een hele serie cultivars die speciaal voor de kleur van de twijgen zijn gekweekt: rode, gele, oranje.
Een soort die qua hoogte en vorm van het blad niet veel onderdoet voor de schietwilg, is de kraakwilg.
Er zijn twee belangrijke verschillen: het blad van de kraakwilg is van boven niet grijs, en belangrijker, de takken zijn broos en breken makkelijk af. Deze wilg doet het ene deel zijn naam, wilg, geen eer aan, want is dus niet buigzaam, maar het andere deel wel, want hij kraakt vaak. In de praktijk valt het niet mee om duidelijk het verschil tussen een schietwilg en een kraakwilg aan te geven. De meeste kandidaten zijn kruisingen. Rond en in Breda zijn de meeste toch meer krakerig dan schietgraag.
Alvast een tip voor wie op een overzichtelijk oppervlak diverse wilgensoorten wil zien: in de natuurtuin Wolfslaar in Breda vind je een zestal soorten.
Tekst en foto’s: Aad van Diemen