Sneeuwbes
De sneeuwbes is in de stad Breda en ook in het Markdal een algemeen voorkomende struik.
De sneeuwbes behoort tot de kamperfoeliefamilie. Hij wordt wel beschouwd als een stinsenplant omdat hij in het verleden op landgoederen werd aangeplant. Met de sneeuwbes wordt eigenlijk een groep nauw verwante struiken bedoeld, waarvan de voorouders alle uit Noord-Amerika komen.
Zoals gebruikelijk is er veel gekruist door kwekers en zijn de sneeuwbessen niet meer goed op soortniveau te benoemen.
Er worden drie groepen onderscheiden die in de wandeling redelijk uit elkaar zijn te houden:
Toch lezen we bij een vooraanstaande Belgische botanist dat tegenwoordig het meest soorten worden aangeplant met een ‘complexe en kunstmatige afstamming’. Hij verwacht dat die die in de toekomst het meest zullen verwilderen.
De vorm die u nu nog het meest tegenkomt is degene met de witte bessen (Symphoricarpos albus).
De struik wordt tot 1,5 m hoog en vormt uitlopers. Daardoor kunnen sneeuwbessen op den duur vrij grote oppervlaktes in beslag nemen. Ze verdragen schaduw en stellen geen hoge eisen aan de bodem, behalve dat die niet te droog mag zijn. Vanwege die eigenschappen werden ze in jachtgebieden wel aangeplant in bossen omdat ze dekking geven aan fazanten.
De bladeren zijn rond tot elliptisch, 3-7 cm lang en aan de onderkant blauwgroen.
De bloemen zijn roze en klokvormig en bloeien van juni tot september. Het zijn heel goede planten voor hommels en honingbijen, ook al omdat ze zo lang bloeien.
De bessen zijn, doordat ze saponine bevatten, licht giftig. Ze zijn sponzig, want ze bevatten luchtkamers. De bessen kunnen daarom knallend uit elkaar spatten als je erop trapt. Waterplanten hebben luchtkamers omdat de vruchten al drijvend de zaden kunnen verspreiden. Dat lijkt bij sneeuwbessen minder voor de hand te liggen.
Vogels eten wel van de bessen, maar mijn indruk is dat ze dat alleen doen in geval van voedselschaarste. Merels noch fazanten, die worden genoemd als consument, zijn er gek op.
De geslachtsnaam ‘Symphoricarpos’ betekent ‘met opeengehoopte vruchten’. De soortaanduiding ‘albus’ betekent ‘wit’. De Nederlandse naam wordt verklaard door het gegeven dat de bessen er in de winter, als er sneeuw ligt, nog aanhangen. Zelf heb ik altijd gedacht dat de struik zo is genoemd omdat de bessen wit als sneeuw zijn, en dat denken de meeste mensen aan wie ik het vraag. Dus daar houd ik het maar op.
Tekst en foto’s: Aad van Diemen