Wat is dat nu weer? Ik zag een dik behang van zand en spinsel, een waar kunstwerkje. Het omringde een grote roodbruine, berijpte cocon. Zo eentje had ik nog niet eerder gezien. Blijkbaar was de beperkte ruimte onder het verwarmingselement voor het water van de kippen een goed plekje om jezelf te verpoppen.
Tekst & foto’s Cor Oldenburg
Het voorjaar was begonnen en de nachtvorst was uit de lucht. Het was een goed moment om het verwarmingselement te verwijderen. Toen stuitte ik op die intrigerende cocon. Gefascineerd nam ik de pop mee naar binnen, inclusief het kunstwerkje dat eromheen zat. Ik deed het in een groot glas, met plastic folie erover met gaatjes erin, en een elastiekje om het geheel op zijn plek te houden. Nieuwsgierig wachtte ik af wat er uit de cocon zou kruipen.
Een paar weken later was het zover. Zoals elke ochtend controleerde ik of de pop al uit was gekomen en die keer was het raak: er zat een verse nachtvlinder in. Donker van kleur en groot van formaat. Het was een zwart weeskind (Mormo maura).
De naam ‘weeskind’ is gegeven aan meerdere nachtvlinders die een zwarte baan hebben over hun achtervleugels. De bekendste is misschien wel het rood weeskind (Catocala nupta), wiens naam vermoedelijk verwijst naar de roodzwarte kledij van weesmeisjes in Amsterdam in de 18de eeuw. In de vorige eeuw was het zwart weeskind nog een zeldzaamheid in Nederland, die voornamelijk in Zuid-Limburg werd waargenomen. Sinds de eeuwwisseling is de soort echter aan een opmars begonnen. Volgens een kaartje op de website van de Vlinderstichting is ze tegenwoordig in vrijwel het hele land te vinden.
Enkele maanden later kwam ik het zwart weeskind weer tegen, wederom in eigen tuin. Op een zwoele zomeravond ondernamen mijn vrouw en ik een zogeheten ‘lepidoptage’: een term bedacht door mijn broertje en een vriend, voor de gelegenheid waarin je met smeer of licht nachtvlinders probeert te lokken en waar te nemen. Het woord is afgeleid van ‘lepidoptera’, de naam voor de orde der vlinders. Het erbij bedachte werkwoord is ‘lepidopteren’ (beide termen gebruiken ze overigens ook voor het zoeken naar en waarnemen van dagvlinders). Mijn vrouw had een smeermengsel gemaakt van appelcider, suiker en gistende abrikozenpuree. Terwijl de alcohol ons tegemoet walmde, smeerden we het goedje op de boom achterin de tuin. Naast de gebruikelijke piramidevlinders (Amphipyra pyramidea), kwam er ook een stel grote vlinders op af, die in eerste instantie pertinent wegvlogen zodra we een lamp op ze richtten. Met de nodige voorzichtigheid ontdekten we later dat het twee individuen van het zwart weeskind waren. Vanwege het eerdere treffen met het zwart weeskind herkenden we deze donkere schoonheden direct. Het was een geslaagde lepidoptage!