Wandeltip Delleboersterheide -4 of 5,5 km

kaart Delleboersterheide

Deze wandeling kan een beetje avontuurlijk zijn. Er lopen in het gebied Schotse Hooglanders, Exmoorpony’s en Drentse heideschapen vrij rond. Geen van deze dieren gedraagt zich gewoonlijk agressief. Toch verdient het aanbeveling voorzichtig te zijn, vooral als er kalfjes of veulens aanwezig zijn. Loop in elk geval niet tussen de dieren door en houd enige afstand. Dat kan soms betekenen dat je weg versperd is en dat je zelf een alternatieve route moet zoeken, bijvoorbeeld door het bos.
De lange route is niet mogelijk tussen 15 maart en 1 juli.

Startpunt: Neem op de A32 afslag 8, Wolvega. Aan het einde van de afrit rechtsaf, richting Oosterwolde. Na 9 km over de N351 komen we uit op een rotonde. Neem hier de derde afslag, richting Oldeberkoop. Op de kruising in Oldeberkoop rechtsaf, het dorp in. Blijf deze weg ruim drie kilometer volgen en ga op de driesprong met de Alberdalaan linksaf. Na een kilometer is er rechts een kleine parkeerplaats met een informatie-bord. Dit is ons startpunt.

Routebeschrijving:
a. Steek de weg over en volg het zandpad. In de tuin bij het eerste huis, Klein Delleburen, zien we paardenkastanje, tamme kastanje, linde en zomereik. In de omgeving van deze tuin zitten heel wat vogels: merel, zanglijster, vink, boomklever, koolmees, pimpelmees en ringmus zijn er heel gewone verschijningen. In 2016 broedde er de bonte vliegenvanger in een van de nestkastjes. Ook de grauwe vliegenvanger was aanwezig. Na 300 m komen we bij een afslag naar de Catspoele. Op het informatiebord lezen we over de dieren die hier voorkomen: poelkikker, dodaars, das en vele soorten libellen. In de omgeving van de plas is ook elk jaar de wielewaal te horen. Vanaf het plankier hebben we goed uitzicht over de plas. Voor It Catshûs gaan we linksaf, een klaphekje door. Links zien we het heuvelachtige terrein van een dassenburcht, waarschijnlijk niet meer bewoond.

b. We volgen nu de rode paaltjesroute. Links zien we een moerasgebied met grote lisdodde. We lopen over een weiland waar in de herfst grote parasolzwammen te zien zijn. Nadat we een klaphekje gepasseerd zijn, houden we schuin links aan (dus niet linksaf) en terwijl we de rode route volgen koersen we af op een bankje dat we in verte op een heuvel zien. Langs het soms behoorlijk drassige pad zien we in de zomer het kleine, maar ozo mooie stijve ogentroost. Ook bloeit de egelboterbloem hier massaal, te herkennen aan de kleine gele bloemen en het langwerpige blad. Vanaf de heuvel hebben we een prachtig uitzicht over het heideterrein dat de aanblik biedt van een savanne (1). Let hier op roodborsttapuit en geelgors.

c. Op 100 m  voorbij het bankje gaan we rechtsaf. Links en rechts zien we plekken die enkele jaren geleden afgeplagd zijn. Jonge heidestruiken hebben zich alweer aardig ontwikkeld. Even verderop lopen we door een bosje. Zodra we het bosje uit zijn, zien we 20 m verderop een oude eenzame grove den rechts van het pad. Tegenover die den gaat een smal paadje linksaf de hei in. Volg dit paadje in de zomer een stukje, bijvoorbeeld 200m. Kijk goed in de slenk links van je. Bijna onder in de slenk zie je in juni tot augustus de gele bloeiaren van beenbreek (2). In augustus bloeit hier ook de klokjesgentiaan. En let ook op de vele heideblauwtjes. We keren terug naar het hoofdpad en vervolgen onze weg tot een driesprong met een wandelnetwerkpaaltje, knooppunt 83. Hier moeten we kiezen voor de korte of de lange route. Lees voor de korte route verder bij d. Lees voor de lange route verder bij e.

d. Voor de korte route moeten werechtsaf en de blauwe paaltjes volgen. Het is leuk om eerst toch nog even rechtdoor te lopen om de plaggenhut in het bosje te bekijken. Tussen 15 maart en 1 juli mag je niet verder dan dit bosje. Nadat we bij knooppunt 83 rechtsaf gegaan zijn, steken we de hei over. Na 600 m komen we op een grasveldje met een bank. Hier gaan we rechtsaf. Lees verder bij f.

e. Voor de lange route gaan we rechtdoor. We lopen door een bosje met een plaggenhut. Na het bosje komen we in De Hoorn (3). We passeren al gauw een oude meander van de Tjonger. Als we er in de zomer even langs lopen, zien we o. a. kikkerbeet, moerasvergeet-mij-nietje, gele lis en akkermunt (4). Na ruim een halve kilometer komen we uit bij een bankje bij enkele grote bomen (knooppunt 86). Hier rechtsaf. Het is de moeite waard om toch ook even linksaf te gaan en naar het grote hek in de verte te lopen. Halverwege krijg je naar links uitzicht op een volgende oude meander. Hier kun je watervogels aantreffen en op de weilanden in de verte lopen soms reeën. Bij het hek krijg je uitzicht op de huidige Tjonger, die hier terecht ook wel Tjongerkanaal genoemd wordt. We gaan weer terug naar de bank en lopen even verderop langs een oude waterloop waar we veerdelig tandzaad aantreffen en weer veel akkermunt.

f. We komen op een punt waar de blauwe en de rode route samenkomen. Hebben we de kortere blauwe route gevolgd, dan gaan we op dit punt rechtsaf. Hebben we de langere rode route gevolgd, dan gaan we rechtdoor. We gaan nu de blauwe route volgen. (Ook op dit punt is het mogelijk om naar de Tjonger te lopen. Volg dan nog even de rode paaltjes het bos in. Rechts zien we weer een oude rivierloop.) We lopen een kilometer door het bos. Halverwege passeren we aan onze linkerhand een open veldje waar veel blauwe knoop en tormentil  groeit. We passeren een bruggetje tussen twee plassen door. Je waant je hier in Scandinavië en verwacht elk moment dat er een eland uit het bos tevoorschijn komt. Direct aan de overkant van het bruggetje vind je rechts in het oeverlandschap de kleine zonnedauw. Het is wel even zoeken. Ongeveer 500 m na het bruggetje stuiten we weer op de rode route. Hier linksaf en terug naar de parkeerplaats.

1. De Delleboersterheide is in bezit van It Fryske Gea. In 1951 zijn de eerste aankopen gedaan en sindsdien heeft men veel gedaan om het gebied in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen. Nu zien we een golvend landschap van dekzand met kommen waarin zich veen heeft gevormd. Open heideterrein met veenputten erin is omringd door bos. Hier en daar is de heide geplagd. Vennen en oude meanders van de Tjonger zijn opgeschoond en sloten zijn gedempt om de oude waterhuishouding te herstellen. Doordat er stuwen zijn geplaatst, is de waterstand verhoogd, waardoor de vennen niet meer droog komen te staan. Het resultaat is dat de scherpe contrasten tussen de verschillende delen van het terrein zijn vervaagd. Het is meer een geheel geworden met veel gradaties in de leefomstandigheden.

2. Beenbreek is een lid van de leliefamilie dat bloeit in juli met een tros van stervormige gele bloemen.
De bloeistengels steken juist boven de lage vegetatie uit en vallen daardoor goed op. Nog opvallender is de plant als de vruchten rijp zijn en een mooie bruinoranje kleur bezitten. Het is een zeldzame plant die vooral voorkomt in Drenthe en het zuidoosten van Friesland. Je vind hem daar op zurige grond in het veen of tenminste op venige grond. Een voorwaarde is dat de grond kalkarm is en altijd nat blijft. Op de Delleboersterheide vinden we hem in flinke aantallen onderaan de helling naar een moerasje. Beenbreek is in Nederland een wettelijk beschermde plant. De naam gaat terug op de legende dat schapen die van steenbreek eten, gemakkelijk hun poten zouden breken. Hoe dat precies zit, is niet helemaal duidelijk. Beenbreek verdraagt nauwelijks of geen kalk in de grond. Op plaatsen waar beenbreek groeit zullen de planten dus heel weinig kalk bevatten. De schapen die hier grazen krijgen te weinig kalk binnen en zouden daardoor broze botten ontwikkelen. Beenbreek groeit op vochtige plaatsen waar de poten gemakkelijk kunnen wegzakken en daardoor breken. Wellicht werken beide factoren samen.

3. De Hoorn is het achterste deel van de Delleboersterheide. Het is een open gebied dat bestaat uit rivierduintjes en hier en daar doorsneden wordt door oude meanders van de Tjonger uit de tijd dat deze rivier nog vrijuit mocht stromen. Het golvende en met gras begroeide terrein biedt de aanblik van een steppe, vooral als er een kudde Exmoorpony’s aanwezig is. Midden in het gebied zien we wilgenstruweel uit een laagte boven het terrein uitsteken. Hier bevindt zich een pingoruïne. Gedurende duizenden jaren is de oorspronkelijke plas dichtgegroeid en ontstond een veenpakket. Nadat ververvening had plaatsgevonden was opnieuw een plas ontstaan, die inmiddels zo dicht omringd wordt door wilgenstruiken dat je van het water weinig meer ziet. De omringende grasvlakte is zeer aantrekkelijk voor veldleeuweriken die er dan ook in een behoorlijk aantal broeden. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat dit deel van het gebied na 15 maart afgesloten is. Het is een bijzondere ervaring om hier in de eerste helft van maart rond te lopen. Je ziet dan overal veldleeuweriken voor je uit lopen of al zingend opstijgen tot hoog in de lucht.

4. Akkermunt en watermunt. Beide soorten komen in het gebied voor. Het is gemakkelijk vast te stellen of je met een muntsoort van doen hebt. Wrijf een blaadje fijn tussen je vingers en ruik eraan. Naar mijn idee heeft watermunt een veel sterkere geur dan akkermunt. De twee soorten zijn in de bloeitijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden op het zicht. Bij watermunt eindigt de top van de hoofdstengel met een bloemenkrans, terwijl de top van de hoofdstengel van akkermunt eindigt met enkele blaadjes. Beide soorten bezitten gewoonlijk meerdere bloemkransen aan een stengel. Akkermunt vind je op plaatsen waar  regelmatig water staat of waar de grond steeds nat is. Watermunt staat op nog nattere plekken, bij voorkeur langs oevers met de wortels in het water.

Wandeltip + foto’s Theo van de Graaf