Wandeltip – Eeserveld – 5 km

Kaart Eeserveld

Startpunt:
Neem op de A32 afrit 7, Steenwijk Noord, en aan het einde van de afrit richting Steenwijk. Op de rotonde de eerste afslag, richting Oldemarkt. Na 600 m op een kruising in Witte Paarden rechtsaf. Rijd zoveel mogelijk rechtdoor, passeer de spoorlijn en de snelweg. Negeer de zijwegen. Neem in Baars de eerste weg rechtsaf, ’t Goor, richting parkeerplaats Woldberg. Na 1 km en na het passeren van het bord “doodlopende weg” rechtsaf de parkeerplaats op. Dit is ons startpunt.

Routebeschrijving:
– Loop terug naar de weg en naar het bord “doodlopende weg” en ga rechtsaf, Brauweringen. Aan beide zijden van de weg groeit muizenoor (1). In de houtwal rechts groeit echte guldenroede (2). Iets verderop staat veel hemelsleutel (bloeitijd augustus/september). De weg maakt een bocht naar links. Ga 100 m na de bocht aan het einde van de houtwal rechtsaf, een smal graspad met links een houtwal.
– Op de verharde weg linksaf. Na 50 m bij het bord “Heideveld” (3) rechtsaf. In het bos groeit veel brede stekelvaren, een grote soort. Aan het einde linksaf en na 30 m rechtsaf. Op de verharde weg rechtsaf en na 50 m linksaf.
– We passeren het vennetje van Bertus de Boer met bank. Midden in het ven groeit veel waterdrieblad (4) en klein blaasjeskruid. Op 200 m na het ven gaan we op een kruising rechtsaf. Aan het einde rechtsaf op een brede zandweg. In de sloot langs de weg en op veel plaatsen in het bos groeit reuzenbalsemien (5)
– Steek een verharde weg over en ga rechtdoor, een smal pad tussen hoge bomen. Op een driesprong rechtdoor. Een pad naar rechts negeren. Aan het einde bij een T-splitsing linksaf. Negeer een afslag naar rechts. Op een splitsing het rechterpad aanhouden (6).
– We kruisen een verhard fietspad en na enkele meters draaien we met de bocht mee naar rechts.
Na 30 m linksaf. We komen uit op de hoek van een heideveld, bij paaltje B25. Onze route gaat rechtdoor, maar we gaan even rechtsaf en lopen 50 m naar een grafheuvel met informatiebord en een comfortabele bank. We lopen weer terug naar de hoek van het heideveld en gaan nu dus bij B25 rechtsaf. We houden de heide rechts van ons. In het voorjaar is hier altijd wel een boompieper (7) te zien. Links langs het pad zien we een aantal mierenhopen (8).
– Op een kruising aan het einde van de heide bij paaltje B24 rechtsaf. Na enkele tientallen meters zien we links op een open plek in het bos een grote oppervlakte bedekt met rode bosbes (9). We steken de heide (10) over en kruisen een zandpad/ruiterpad. Ongeveer 10 m na deze kruising houden we op een splitsing bij paaltje B27 rechts aan. In deze bocht zien we rechts veel dalkruid (11).
– Na 150 m bij paaltje B26 scherp linksaf, we gaan even bijna teruglopen. Hier groeit veel adelaarsvaren en we zien op veel plekken weer dalkruid. Op een splitsing bij een boom met een wit/rood merkteken houden we rechts aan. Al gauw zien we langs het pad witte klaverzuring (12). We komen uit op de hoek van een weiland waar een bankje staat. We blijven langs het weiland lopen tot we uitkomen bij een bank met het opschrift “Groote Baars”. Langs het pad en in het bos tegenover deze bank zien we op verscheidene plekken lelietje-van-dalen (bloeitijd: mei).
– Na een stukje bos komen we bij een volgend weiland met daarop een wit huis met rieten dak, De Koepel geheten. We blijven zo lang mogelijk het brede pad langs de bosrand volgen. Het pad gaat tenslotte een sparrenbos in. Na 100 m door het bos bij paddenstoel 24589 linksaf. We passeren een huis met een rieten dak; 50 m na dit huis rechtsaf, langs het bordje “Opengesteld”. Nadat we een camping gepasseerd zijn zien we links de parkeerplaats.

Spechten
Het is op deze route goed mogelijk om spechten waar te nemen. Het gaat om vier soorten.
– De zwarte specht is de grootste, zo groot als een kraai. Hij is helemaal zwart met een rood petje op de kop. Aan de manier waarop hij tegen een boomstam gaat zitten zie je meteen dat het geen kraai is, maar een specht. Dit kun je ook zien aan de golvende vlucht. Ze verraden hun aanwezigheid vaak met hun luide roep die klinkt als kruu-kruu-kruu. De nestholtes zijn te herkennen aan de grootte en de ovale vorm. Een goede plek om zwarte spechten waar te nemen is de omgeving van het ven van Bertus de Boer.
– De groene specht laat zich eerder horen dan zien. Zijn roep is een kenmerkend geluid dat ons als gelach in de oren klinkt. Hij is zo groot als een turkse tortel. Zijn voedsel bestaat uit mieren die hij op de grond zoekt, vooral in graslanden. Vandaar dat je groene spechten vindt op plaatsen waar bos grenst aan graslanden. De wijde omgeving rondom het startpunt levert de meeste kans op een waarneming op.
– De grote bonte specht is de meest algemene specht. Je kunt hem overal in het bos tegenkomen. Hij is zo groot als een spreeuw met een iets langere staart. Over elke schouder heeft hij een lange witte streep. Hieraan kun je hem onderscheiden van de kleine bonte specht. Het mannetje heeft een kleine rode plek achter op de kop. Bij het vrouwtje ontbreekt die vlek. Jonge grote bonte spechten hebben een rode pet over de gehele kop. In het voorjaar roffelt het mannetje graag op een dode tak. Dit klinkt luid door het bos. De opening naar de nestholte is rond.
– De kleine bonte specht is duidelijk een stuk kleiner dan zijn grote broer. Hij is niet groter dan een huismus. Aangezien de kleine bonte specht leeft in de kruinen van loofbomen is hij in het zomerhalfjaar moeilijk te vinden. De beste tijd om hem te zien is wanneer het blad van de bomen is. Ook dan is het lastig om hem waar te nemen, omdat zijn gedrag nogal onopvallend is. Zijn gehamer op dunne takken is niet meer dan een zacht getik dat nog maar net te horen is. De kleine bonte specht heeft rijen witte vlekjes dwars over de rug. De lange witte schoudervlekken van de grote bonte specht ontbreken.

1. Muizenoor is een lage plant die op het eerste gezicht lijkt op een paardenbloem, maar alles aan deze plant is kleiner. Het bloemhoofdje is kleiner en licht citroengeel. Aan de rozetbladen zien we meteen dat het geen paardenbloem is, ze zijn veel kleiner en grijzer. Draai eens zo’n blad om en je ziet dat de onderkant viltig grijs behaard is als het oor van een muis. Muizenoor groeit op droge, schrale en vaak  zanderige plaatsen. Het haar is een aanpassing aan deze droge omstandigheden, want het beperkt de verdamping. Bij langdurig droog weer krullen de bladeren naar boven om zo de verdamping nog meer te beperken. Bloeitijd: zomer.

2. Echte guldenroede is een plant van ongeveer een halve meter hoog. Aan de bloeistengel zitten trosjes gele bloemen, die wat groter zijn dan bij de tuinplant Canadese guldenroede. Echte guldenroede is een plant van bosranden en voelt zich op deze houtwal kennelijk goed thuis. Bloeitijd: juli-september.

3. Het Heideveld. We zien in de omgeving van het bord in de verste verte geen heideveld. Dat is vreemd. Op het bord lezen we de verklaring: “Rond 1800 waren er in deze omgeving uitgestrekte heidevelden, die gemeenschappelijk werden gebruikt door de bewoners. De 62 zogenaamde ‘eigengeërfde boeren’ van Steenwijkerwold hadden ieder een aandeel in deze gemeenschappelijke gronden. De Maatschappij van Weldadigheid, in 1818 opgericht door generaal Van den Bosch, had voor het stichten van landbouwkolonies veel grond nodig. Uit vrees voor deze landhonger richtten de ‘eigengeërfde boeren’ op 16 februari 1819 de vereniging ‘Het Heideveld’ op met als doel de gronden te behouden voor de gemeenschap. De vereniging bestaat nog steeds en heeft ook nog dezelfde doelstelling. Onder leiding van burgemeester Stroink is het gebied in de eerste helft van de twintigste eeuw ontgonnen en zijn er wegen en bossen aangelegd.”

4. Waterdrieblad is een moerasplant en een pionier van verlanding. Zijn voorkomen wijst op een venige bodem. De prachtige witte bloemen hebben kroonbladen die bedekt zijn met witte haren. Ze worden bestoven door hommels en honingbijen. De bloei is helaas maar van korte duur. Bloeitijd: mei-juni.

5. Reuzenbalsemien of springbalsemien is familie van groot en klein springzaad. De beide laatste soorten hebben gele bloemen terwijl de bloemen van reuzenbalsemien rozewit of rood van kleur zijn. Dat bij alledrie de soorten het woord “spring” voorkomt in de naam is geen toeval. De vruchten van deze soorten springen open bij aanraking waardoor de zaden met enig geweld verspreid worden in de naaste omgeving. Reuzenbalsemien is afkomstig uit Noord-India en in de negentiende eeuw bij ons ingevoerd als tuinplant. Nu is de plant verwilderd. Hij groeit vooral langs rivieren en beken en verder op vochtige plaatsen zoals hier in de sloot en op vochtige plekken in het bos. Bloeitijd: juli tot oktober.

6. Hazelworm. In de zomer, vooral op warme dagen, is het in dit bosgebied mogelijk op het pad een hazelworm aan te treffen. Het is een slangachtig dier met een lengte van gemiddeld ongeveer 30 cm, bij uitzondering iets langer. Hoewel hij veel op een slang lijkt is het dat niet; het is een pootloze hagedis en voor ons is hij volstrekt ongevaarlijk. Zijn verwantschap met hagedissen blijkt uit de eigenschap dat ook  de hazelworm zijn staart kan loslaten als hij daaraan wordt vastgegrepen. Bij gevaar, bijvoorbeeld van een wandelend mens, blijft hij zo stil op het pad liggen dat je werkelijk gaat denken dat hij dood is. Loop je echter door en keer je even later terug dan is hij spoorloos verdwenen. Hazelwormen zijn gevarieerd van kleur, maar de drie exemplaren die ik in dit gebied gezien heb waren egaal lichtbruin. Wees zuinig op deze dieren want ze eten spinnen, insecten en aardwormen, maar vooral kleine naaktslakken. Iemand met een moestuin zou deze dieren moeten koesteren.
   De hazelworm is eierlevendbarend, d.w.z. dat de eieren al in het moederlijf uitkomen. De 4 tot 19 jongen hebben bij de geboorte een lengte van een centimeter of acht. Meteen vanaf hun geboorte gaan ze actief op jacht. In oktober gaan hazelwormen in winterslaap. Ze zoeken daarvoor een holte onder de grond, onder een grote steen of in een hoop dorre bladeren en kruipen daar soms met velen samen.

7. Boompieper. In de lente kun je op het heideveld altijd wel een boompieper aantreffen die zijn aanwezigheid verraadt door zijn opvallende gedrag tijdens de zang. Daarbij stijgt hij zingend een tiental meters omhoog om zich daarna als een parachuutje en aldoor zingend te laten zakken naar een andere boomtak.  In de zang is steeds weer een traag sieja-sieja-sieja te horen. Met wat fantasie hoor je er een slecht startende motor in. Boompiepers kiezen als broedgebied graag een open landschap uit met hier en daar een vrijstaande boom. Een bosrand overgaand in open heideveld met vrijstaande bomen zoals hier is ideaal voor hen. Boompiepers maken hun nest in de lage begroeiing, hier tussen de heidestruiken. Broedtijd: april-juni. Overwintert in de savannen ten zuiden van de Sahara.

8. Bosmieren.
De hopen die we hier zien zijn van rode bosmieren. Ze maken deze hopen bij voorkeur rond een boomstronk die dan al gauw onder al het aangesleepte materiaal verdwijnt. Dit materiaal bestaat uit takjes, bladstelen en de naalden van naaldbomen. Wat we zien is eigenlijk alleen het dak, het eigenlijke nest bevindt zich ondergronds. Het dak dient ter bescherming tegen regen, hitte of kou. In de winter bivakkeren de mieren ondergronds. In het vroege voorjaar op een zonnige dag komen ze naar buiten om zich op te warmen om daarna de warmte mee te nemen het nest in. In het zomerhalfjaar zie je in de omgeving van het nest druk belopen mierenpaadjes die vaak over tientallen meters leiden naar een boom of struik waarin veel luizen zitten. Het is de mieren niet begonnen om de luizen zelf, maar om het meeldauw dat ze afscheiden. Met zijn sprieten betrommelt een mier een luis. Dit zet de luis aan om een klein druppeltje honingzoete stof te produceren die de mier gretig opneemt.

9. Rode bosbes of vossebes is een groenblijvende dwergstruik in tegenstelling tot de blauwe bosbes die wel ’s winters zijn blad verliest. De rode bosbes kent twee bloeiperioden in een jaar, de eerste in mei en juni en de tweede van augutus tot oktober. De bessen blijven lang aan de plant zitten omdat ze een conserveermiddel bevatten waardoor ze niet wegrotten. Ze zijn bijzonder geschikt om compote van te maken. Rode bosbes groeit op zure en voedselarme zand- of veengrond die niet al te droog moet worden. Vegetaties met rode bosbes zijn meestal uitgesproken soortenarm; het grove en slecht verterende bladafval maakt andere plantengroei vrijwel onmogelijk.

10. Struikheide. De heide staat hier in augustus prachtig in bloei, van vergrassing door pijpestrootje lijkt geen sprake te zijn. De reden daarvan is dat verscheidene delen van het terrein enkele jaren geleden zijn afgeplagd. Die kale plekken waren geen prettig gezicht. Inmiddels zijn overal jonge heideplantjes opgekomen die nu ook al bloeien. Aan de hoogteverschillen in de vegetatie kun je nog zien welke delen het laatst zijn geplagd. Zonder menselijke ingrepen zou bos ontstaan. We zien hier een mooi cultuurlandschap. Op de laagste en natste plekken zien we ook dophei.

11. Dalkruid is een lage plant met een lange kruipende wortelstok . Hieraan ontspringen alleenstaande, lang gesteelde bladeren en bloeistengels met meestal twee en soms drie bladeren. De bloeistengel eindigt met een langgerekte tros van kleine witte bloemen. De vrucht is een bes die lang groen blijft en pas aan het einde van het jaar rood kleurt. Dalkruid is een plant van oudere bossen met een enigszins vochthoudende en zure grond. Dalkruid houdt niet van plekken met strooiselophoping, vandaar dat je hem meestal vindt op hellende vlakken, langs beekkanten, op houtwallen of aan de voet van grote bomen. Bloeitijd: mei-juni

12 Witte klaverzuring is een lage en groenblijvende plant. Toch kan het blad in het voorjaar zwaar beschadigd worden door strenge vorst zonder sneeuw. Witte klaverzuring is een uitgesproken schaduwplant, hij kan overleven op plaatsen waar nog slechts anderhalf procent daglicht doordringt. Tegen direct zonlicht verweert de plant zich door de blaadjes samen te vouwen in de slaapstand. Hoewel de blaadjes doen denken aan een klaver, behoort klaverzuring tot een andere familie. In het voorjaar bloeit deze plant met witte tot roze bloemen die paars geaderd zijn en een gele vlek bezitten aan de voet van de kroonbladen. Bloeitijd: april-mei.

Wandeltip + foto’s Theo van de Graaf