Tip: Op mooie dagen kan het op wegen en fietspaden druk zijn. Wie de drukte wil vermijden kan het beste ’s morgens vroeg op pad gaan. Vóór 10.30 uur is het meestal heel rustig, buiten het vakantieseizoen is het vrijwel altijd rustig. Na de routebeschrijving volgen enkele impressies die een indruk geven van wat een wandeling via deze route zoal kan opleveren als je vroeg op pad gaat en wat geluk hebt.
Startpunt: Neem op de A32 afslag 7, Steenwijk Noord, en aan het einde van de afrit richting Steenwijk. Op de rotonde de eerste afslag, richting Oldemarkt. Na Witte Paarden met de scherpe bocht mee naar links, richting Oldemarkt . Na het passeren van een zwembad aan de linkerkant neem je de eerste afslag naar links, richting Kalenberg. Blijf richting Kalenberg volgen tot je recht vooruit een brug ziet. Op 100 m voor die brug is er links een parkeerplaats bij informatiebord WaterReijk
Routebeschrijving:
a. We steken de brug (Meenthebrug) over en slaan rechtsaf. We lopen over het fietspad langs het kanaal tot we na 300 m bij een kijkscherm komen. We hebben hier een mooi uitzicht over petgaten. Dit is een goede plek om een ijsvogel te zien. In de winter zijn er soms nonnetjes en grote zaagbekken. Af en toe wordt hier ook een otter gezien. Nadat we uitgekeken zijn, lopen we weer terug naar de brug. Op 50 m voor de brug rechtsaf, een fietspad langs een petgat. Na ruim 500 m passeren we rechts van ons een grote schietwilg. Hier is aan beide kanten van de weg een afrastering gemaakt en onder de weg door loopt een brede buis. Deze voorzieningen zijn aangebracht voor de veiligheid van overstekende otters.
b. Aan het einde, bij café De Weerribben, linksaf, de Hoogeweg. We passeren enkele oude veenwerkershuisjes. Na 250 m negeren we de afslag naar Kalenberg. We passeren spinnekopmolen “De Wicher”, een oud veenwerkershuisje en een tjasker. We kunnen om de tjasker heenlopen. In het veld achter de tjasker groeien bijzondere planten zoals moeraskartelblad en zonnedauw. Het is verboden het veld in te gaan, maar je kunt ook zo de planten goed zien. Let hier in het voorjaar op baltsende watersnippen en jodelende wulpen. We lopen verder over de weg tot we uitkomen bij ANWB-wegwijzer 18410. Hier linksaf.
c. We steken de Vloddervaart over via de Vlodderbrug. Na de brug gaan we linksaf over het picnickveldje. Onderaan het trapje linksaf en bij de vaart rechtsaf het fietspad op. We blijven nu 2 km langs de Vloddervaart lopen. Boven het open veld rechts kunnen we in de winter regelmatig een blauwe kiekendief waarnemen of anders wel een buizerd of een biddende torenvalk. Halverwege maakt het pad een slinger en passeren we een sluisje. Hier zijn soms zowel links als rechts van het pad otterspraints (poepresten, let op de visschubben) te vinden.
d. Aan het einde linksaf. We hebben hier goed uitzicht over de nieuwe natuur aan de overzijde van de weg. Met wat geluk zien we lepelaars, grote zilverreigers en allerlei water- en weidevogels. Na 100 m bij de visplas zijn er twee mogelijkheden:
1. Voor de visplas rechtsaf over een fietspad. Aan het einde linksaf. Na 1,5 km rechtsaf over de Meenthebrug.
2. Rechtdoor over de weg blijven lopen en bij de Meenthebrug rechtsaf.
Enkele impressies
Begin april maakte ik de wandeling met vriend Ate. We liepen vanaf de parkeerplaats naar het kijkscherm in de hoop daar een ijsvogel te spotten. Die zagen we vrijwel meteen dankzij Jaap Veneboer die daar achter een camouflagedoek zat te fotograferen. Hij had die ochtend al een ijsvogel op de foto gezet die hij nu aan ons liet zien op zijn camera. Heel mooi, hoewel wij hem toch liever in het echt wilden zien. Dat geluk was ons niet beschoren. Na een half uur vertrokken we, want we hadden nog een flink stuk te gaan. Nog maar nauwelijks honderd meter van het kijkscherm verwijderd, hoorden we vanuit de kale elzen langs het fietspad het gekrakeel van twee vogels. Het waren ruziënde kleine bonte spechten die zo opgingen in hun strijd dat ze ons niet zagen staan. We konden ze enkele ogenblikken heel goed bekijken. Dat was voor ons bepaald geen alledaags tafereel. Het voelde zo bijzonder dat ik even terugliep naar Jaap om de waarneming te melden. “Nou”, zei Jaap nog voor ik iets kon zeggen, “jullie zijn net even te vroeg vertrokken, want intussen is de ijsvogel weer langs geweest”. Pech voor ons, maar daar stonden nu wel twee kleine bonte spechten tegenover.
Op vrijdag vijf juni maakte ik de wandeling in mijn eentje. Het weerbericht beloofde een tropische dag met temperaturen boven de dertig graden, niet bepaald mijn favoriete weer voor een flinke wandeling. Ik ging er daarom vroeg opuit. Om half zes was ik bij de Meentebrug. Eerst maar weer naar het kijkscherm. Er was niemand en ik kon ongestoord een half uurtje over het water uitkijken. Geen ijsvogel liet zich zien, alweer niet. Wel hoorde ik roerdomp en wielewaal. Het geluid van die vogels zou mij gedurende de rest van de wandeling vergezellen, telkens lieten ze van zich horen. Ik heb geen idee om hoeveel exemplaren het ging. Ik nam alle tijd om waarnemingen te doen en te fotograferen. De tijd vloog om. Het was dan ook al half tien toen ik het sluisje langs de Vloddervaart passeerde waar ik ’s winters wel spraints vond van de otter. Het fietspad maakt daar eerst een draai naar rechts en dan, voorbij het sluisje, naar links. Toen ik om die laatste bocht kwam, zag ik voor mij uit, misschien op een afstand van 200 meter, iets onduidelijks op het fietspad. Ik zette mijn verrekijker voor de ogen en zag een groot dier over het pad hobbelen. Hij leek op mij af te komen, maar dat duurde maar enkele ogenblikken. Mogelijk zag hij mij toen. Daarop draaide hij naar de berm toe en sprong met een grote boog het hoge gras in en verdween meteen. In de sprong kon ik hem heel even goed zien van opzij. Het leek op een eekhoorn met een pluimstaart, maar dan groter en donkerder. Het leek mij onmiskenbaar een marter, waarschijnlijk een boommarter. De waarneming duurde voor mij te kort om het verschil te kunnen zien tussen boommarter en steenmarter. Het was trouwens de eerste keer in mijn leven dat ik een marter in het wild zag. Zoveel geluk heb je zelden en je verwacht onwillekeurig dat het rantsoen aan geluk voor die dag wel verbruikt zal zijn. Maar nee, er kwam nog meer. Ik liep door tot einde fietspad en ging linksaf de Woldlakeweg op. Omdat het al flink warm begon te worden, nam ik de kortste route en bleef dus rechtdoor over de Woldlakeweg lopen. Er staat daar nog één huis. Ongeveer ter hoogte van dat huis zag ik een hermelijn over de weg lopen. Hij liep voor mij uit en zag mij vermoedelijk niet. Ik bleef stilstaan en hem volgen door de kijker. Hij (of zij, dat weet ik niet) was duidelijk op jacht en daarop geconcentreerd. Hij liep recht van mij af over het asfalt, steeds op een afstand van een centimeter of tien van de berm. Telkens keek hij opzij, hij speurde naar iets in het gras. Soms hield hij stil, draaide een kwartslag en ging steil rechtop zitten met de buik naar de berm gekeerd. Zo kon hij de begroeiïng nog beter afspeuren. In die houding kon ik hem goed bekijken, de witte buik, de reebruine rug en de lange staart met zwarte punt, een prachtig dier. Op die manier legde hij een afstand af van misschien wel honderd meter waarbij hij telkens even rechtop ging zitten. Tenslotte liep hij over een dam en verdween in de begroeiing. Deze waarneming vond plaats om ongeveer tien uur in de ochtend onder een stralende zon, juist voordat het grote fietsen een aanvang nam.
Wandeltip + foto’s Theo van de Graaf