Boom/Struik van de week: Corylus

Hazelaar

De hazelaar (Corylus avellana) is een inheemse struik die je in Nederland overal kunt tegenkomen, zeker ook in het Markdal. Daarnaast is het een geliefde struik bij de overheden die plantsoenen aanleggen, zodat je de hazelaar ook in de stad veelvuldig aantreft. De struik behoort tot de berkenfamilie. Alle leden van die familie hebben mannelijke bloemen die in lange katjes hangen. Bij de hazelaar wel het mooist en het vroegst; dit jaar al vroeg in januari. De vrouwelijke bloemen zitten apart in kleine katjes aan het eind van takken. Ze zijn klein maar met opvallende knalrode stijlen die naar buiten steken.

De hazelaar wordt tot 6 m hoog en gaat pas na tien jaar vrucht dragen. Er zijn echter ook geënte struiken verkrijgbaar die al na drie jaar vrucht dragen.

Naast de wilde hazelaar zijn er commercieel verbouwde hazelaars. Deze zijn geoptimaliseerd voor de productie van grote noten en voor noten met weinig vliezen. De rassen zijn ontstaan uit kruisingen tussen diverse soorten. De kleinere noten van de wilde hazelaar worden echter gewaardeerd om hun meer uitgesproken smaak.

Er bestaat ook een hazelaar met bijna altijd rode bladeren, waarvan ik heb gedacht dat het een cultuurvariëteit van de gewone hazelaar was, maar het blijkt een aparte soort: de lambertsnoot (Corylus maxima), afkomstig uit de Balkan en Turkije. Die rode bladeren heeft deze struik oorspronkelijk niet, maar de rode vorm ‘purpurea’ is de enige in de handel.

De kwaliteit van deze noten schijnt nog beter dan de gewone hazelnoot. Tenslotte wordt de laatste jaren veel aangeplant de boomhazelaar (Corylus colurna) die van nature voorkomt in de oostelijke landen van de Middellandse Zee.

De herkomst van het woord ‘hazelaar’ is niet meer te achterhalen. Het is een heel oud woord evenals veel namen van bomen, en waarschijnlijk van voor-Indo-Germaanse oorsprong.

De struik is voor de eerste bewoners hier te lande van groot belang geweest. Dat waren jager-verzamelaars waarvoor noten zeer belangrijk waren omdat die bewaard konden worden. De hazelaar was zo ongeveer de enige leverancier van noten. Okkernoot en tamme kastanje waren hier nog niet. Een oudere naam voor hazelaar is ‘hasel’.

Hasel is verwant met Latijn corulus (< *koselo-) ‘hazelaar’, vandaar de wetenschappelijke naam Corylus. Dat brengt ons evenwel niet verder, behalve dan dat we dus ook van de wetenschappelijke naam de herkomst niet kennen. De soortaanduiding ‘avellana’ komt van de stad Avella, ten oosten van Napels. Dit was een centrum van notenteelt.

De hazelaar levert de tak voor de wichelroedelopers om water of metaal te zoeken. Verder is er nog enorm veel meer kletskoek over mythen en sagen rond de hazelaar die zouden teruggaan tot de Kelten en de Germanen. Net als bij de eik berust dit goeddeels op ‘invented tradition’ uit de 19de eeuw.

Tekst en foto’s: Aad van Diemen